Oorschurft komt voor bij de kat, de hond, de fret, het konijn en de cavia. Het veroorzaakt veel jeuk met schudden en heftig krabben aan de oren tot gevolg. Er is een overproductie van typisch zwart oorsmeer. Meestal beperkt de oorschurft zich tot de uitwendige gehoorgang maar enige uitbreiding naar de huid op de kop is mogelijk.
Toedienen van oordruppels of zalf met een aangepast insecticide, gedurende een voldoende lange periode volstaat. Er bestaat ook een insecticide in druppelvorm dat in de nek kan worden toegediend.
Huidschurft komt voor bij alle diersoorten en is ook besmettelijk voor de mens. Het veroorzaakt heel veel jeuk en haaruitval op weinig behaarde plaatsen. Aantonen van schurftmijten in huidafkrabsels is niet altijd mogelijk en vaak wordt de diagnose pas bevestigd door een goede respons op de behandeling.
Een voldoende lange behandeling met een gepast acaricide (wasbeurt, injectie of druppels in de nek) is nodig. Naargelang de ergheid van de letsels en de diersoort of het ras zal uw dierenarts de juiste strategie bepalen.
Cheyletiella wordt eveneens veroorzaakt door een mijt, die zich evenwel voedt met huidschilfers en zich niet ingraaft in de huid. Er ontstaat een beeld van 'roos'. De parasiet kan eveneens bij mensen typische huidletsels geven. Door het dier te behandelen, verdwijnen meestal ook de symptomen bij de eigenaar.
De behandeling is dezelfde als voor huidschurft.
De demodex mijt is een speciale mijtensoort en kan bij elke hond of kat voorkomen zonder daarom symptomen te veroorzaken. De infectie wordt meestal overgebracht van het moederdier op de jongen. Besmetting van jongen onderling is zeer onwaarschijnlijk.
Lang niet alle dieren vertonen huidletsels. In beperkte mate worden deze mijten dan ook beschouwd als normale huidbewoners.
Bij jonge honden ziet men kale plekken op de kop (ogen, wangen), de hals en de binnenzijde van de voorpoten.
Bij een algemene infectie komen over het hele lichaam rode plekken voor met daar bovenop secundaire bacteriele infecties. De mijt kan slechts demodecosis (met huidletsels) veroorzaken als het dier een verminderde afweer heeft.
De behandeling is langdurig (tot 6 maanden!) en bestaat uit orale medicatie of gebruik van pipetten al dan niet in combinatie met wassen met een specifiek product.
Ook de secundaire bacteriele infecties moeten worden aangepakt. De behandeling van de ernstige vormen kan teleurstellend zijn. Gezien er wellicht een erfelijke gevoeligheid bestaat, wordt aangeraden om dieren met een veralgemeende besmetting uit te sluiten voor de fok.
In vergelijking met vlooien komen luizen relatief weinig voor bij de hond en zelden bij de kat. Bij cavia's en konijnen zien we ze vrij regelmatig.
Ook luizen zijn insecten.
Er zijn bijtende en bloedzuigende luizen. Ze zijn witgeel van kleur en kruipen traag tussen de haren, in tegenstelling tot de vlo, die uiterst snel kan wegspurten of springen. De eitjes van luizen kleven aan de haren en worden neten genoemd.
De cyclus van de luis gaat volledig door op het dier, zodat de bestrijding van deze parasiet gemakkelijker is. Het huis hoeft immers niet behandeld te worden. Luizen veroorzaken jeuk en onrust, soms met huidontsteking, krabwonden en kaalheid.
Ze zijn erg diersoortspecifiek en gaan niet van de ene op de andere diersoort over. U kunt dus geen luizen krijgen van uw huisdier.
De meeste uitwendige vlooienbestrijdingsmiddelen zijn ook doeltreffend tegen luizen.
Muggen komen vooral voor in de zomer en in de nabijheid van waterrijk gebied. Muggenbeten kunnen bij sommige gevoelige dieren een allergische reactie veroorzaken.
In Zuid-Europa, Azie, Afrika en Zuid-Amerika komt echter ook de zandvlieg voor, die vooral 's nachts actief is. Deze mug kan de ziekte Leishmaniasis overdragen. Dit is een gevaarlijke ziekte die ongeneeslijk is.
Hartworm (Dirofilaria immitis) is een parasiet die eveneens overgedragen wordt door muggen en die in zijn volwassen vorm terug te vinden is in het hart en de longslagader van hond en kat. Hartwormziekte is niet makkelijk vast te stellen, is heel gevaarlijk en niet steeds makkelijk te behandelen.
Risicogebieden zijn het Middellands Zeegebied en de V.S. Behandeling vooraleer op reis te vertrekken is uiterst efficient.
Afhankelijk van het besmettingsrisico kan uw dierenarts een aangepast behandelingsschema opstellen.
Hij zal u met plezier advies geven!
Vlooien zijn beweeglijke bruine of zwarte insecten, ongeveer 1,5 tot 3 mm groot. Er zijn honden- en kattenvlooien. Kattenvlooien komen echter het meest frequent voor, zelfs bij de hond. Uw viervoeter brengt de vlooien gewoonlijk van een wandeling mee naar huis. Vlooien zijn heel mobiel zodat ze zich gemakkelijk verplaatsen van het ene naar het andere dier. Ook de eigenaar kan ze mee naar huis brengen uit een besmette omgeving, zodat ook een huisdier dat nooit buitenkomt vlooien kan hebben.
Een volwassen vlo zuigt bloed bij haar gastheer. Een vlooienwijfje heeft vers bloed nodig om eitjes te leggen. Deze eitjes worden in de vacht gedeponeerd en vallen in de directe omgeving. Uit het eitje komt, zoals bij alle insecten, een larve. Deze leeft in de omgeving en voedt zich met organisch afval, waardoor ook de ontlasting van volwassen vlooien. Vervolgens ontwikkelt ze zich tot pop in een cocon. Het popstadium kan, naargelang de omstandigheden, enkele weken tot zelf een jaar duren.
Onder invloed van warmte en trillingen komt de vlo uit de cocon tevoorschijn en springt naar een passerende gastheer. Dit uitkomen kan massaal optreden wanneer bijvoorbeeld een huis lang heeft leeggestaan.
Hoe warmer het is: hoe sneller de ontwikkeling van ei tot volwassen vlo verloopt. In de zomermaanden kan 1 vlo op een maand tijd enkele honderden volwassen vlooien en een groot aantal larven en poppen produceren. Dit betekent echter niet dat vlooien niet voorkomen in de winter! De omstandigheden in onze verwarmde huizen zijn ideaal voor hun voortplanting. Ook buiten overleven de poppen in cocons gedurende lange tijd.
Volwassen vlooien zijn lichtschuw en voelen zich best thuis op de onzichtbare delen van de gastheer, zoals de rug en de lendenstreek. Hun aanwezigheid is goed aan te tonen door het vinden van hun roodbruine uitwerpselen (onverteerd bloed), die vochtig papier rood kleuren.
Vlooienbeten veroorzaken jeuk, waardoor het dier zich gaat krabben. Oorzaak van deze jeuk is het speeksel dat de vlo in de huid deponeert vooraleer ze bloed te zuigen. Afhankelijk van de gevoeligheid van het dier leidt dit tot min of meer ernstige huidaandoeningen (vlooienallergiedermatitis). In extreme gevallen veroorzaken ze zelfs bloedarmoede bij jonge dieren.
De mens kan ook gebeten worden door de vlo. Voornamelijk onderarmen, onderbenen en buik zijn de plaatsen waar de vlo ons lastigvalt. Sommige mensen reageren heel heftig op een beet. Bij correcte behandeling van het dier en de omgeving zal de mens geen last meer ondervinden van deze parasiet, aangezien de vlo niet op ons lichaam blijft zitten.
De vlo is ook tussengastheer van de meest voorkomende lintworm bij de kat en hond. Na het inslikken van besmette vlooien komen na enige tijd ongeveer 1 cm lange fragmentjes uit de anus gekropen, waar ze jeuk veroorzaken en opdrogen tot rijstkorrelachtige structuren. Deze lintworm kan ook de mens besmetten. Om deze ongewenste gast te verwijderen bij uw huisdier is een specifiek wormmiddel nodig, wat in de praktijk verkrijgbaar is.
Men moet zich goed realiseren dat 90% van de vlooien zich in de directe omgeving van het dier bevindt en niet noodzakelijk op het dier zelf. Het is dus zinloos om alleen uw huisdier te behandelen. Behandeling van de omgeving is altijd essentieel bij een goede vlooienbestrijding en moet steeds gelijktijdig gebeuren met de behandeling van uw dier en eventuele andere dieren in uw huis.
Behandeling van een huisdier kan gebeuren door het gebruik van producten die op de huid aangebracht worden, zoals sprays, shampoos, vlooienbandjes of druppels. Er bestaan ook druppels of tabletten die via de mond ingenomen worden. Voor poezen bestaan er zelfs injecties die een langdurig effect hebben. Elke soort heeft zijn voor- en nadelen, en lang niet alles is even werkzaam. Bespreek met uw dierenarts de meest efficiente behandeling voor uw huisdier.
Behandeling van de omgeving begint met de dagelijkse hygiene: stofzuigen van tapijt, deken, favoriete ligplaatsen, ... Vergeet de autozetels of kofferruimte niet! De stofzuigerzak moet geledigd en eventueel zelfs definitief verwijderd worden, want hij bevat veel opgezogen eitjes, die zich in de zak verder kunnen ontwikkelen.
Niet alle eieren of larven zijn door het stofzuigen verwijderd, zodat regelmatige herhaling van de procedure noodzakelijk is.
Na het reinigen moet de omgeving behandeld worden met een goed insecticide. Hiervoor kan men gebruik maken van sprays. Er bestaan sprays met een langdurig effect zodat de behandeling niet te frequent herhaald moet worden.
Wegens de mogelijke overdracht van de lintworm is het combineren van de vlooienbestrijding met een goed ontwormmiddel zeker aan te raden!
Gebruik enkel kwaliteitsproducten voor vlooienbestrijding en raadpleeg uw dierenarts over de te volgen strategie.
Gezien de huidletsels die kunnen optreden en de omslachtige behandeling van het huis, is voorkomen vaak beter dan genezen. Uw dierenarts kan met u een aangepast bestrijdingsprogramma opstellen.
Er zijn vele soorten teken maar in onze streken komen er slechts enkele voor.
De voornaamste zijn de harde teken (lxodae) met een rugschildje. Andere, zoals de Rhipicephalus sanguineus, komen alleen in Zuid-Europa voor maar kunnen wel meegebracht worden uit vakantie. Hierna overleeft deze alleen in huis.
De Dermacentor reticularis wordt ook meegebracht uit het zuiden, maar wordt eveneens teruggevonden in het zuiden van ons land.
Teken zijn bloedzuigende parasieten. Zij komen voor in gras, struiken en bos. Als een dier voorbij komt, kruipt de teek op het dier, zoekt een geschikt plaatsje en zuigt zich met zijn monddelen vast in de huid. Ze vervellen een aantal keer, telkens na een bloedmaaltijd, vooraleer ze volwassen worden.
Meestal vindt men ze op weinig behaarde plaatsen zoals de kop, de voorborst, de flank en de liesstreek. Ze zuigen zich gedurende ongeveer een week vol bloed en laten zich dan vallen.
Volwassen wijfjes hebben een bloedmaaltijd nodig vooraleer enkele duizenden eitjes in de omgeving te leggen.
Het "tekenseizoen" kent twee pieken: het voorjaar en het najaar. In het voorjaar vindt men vooral de kleinere onvolwassen vormen terug (larven met 6 poten en nimfen met 8 poten). Deze vallen niet steeds op. De grotere volwassen teken vindt men vooral op het einde van de zomer en in de herfst.
Als een teek zich vasthecht in de huid kan dit jeuk en irritatie veroorzaken. Zelfs na het loslaten, kan een knobbel ontstaan in de huid, die erg kan jeuken.
In onze streken brengen teken relatief weinig ziekten over. In het Middelandse Zeegebied kunnen ze echter wel bepaalde bloedparasieten overbrengen zoals Babesia, Ricketsia en Ehrlichia. De schapenteek, lxodes ricinus, kan besmet zijn met de bacterie Borrelia en zo Lyme disease overdragen op mens en dier, ook in Belgie. De ziekte gaat gepaard met koorts, een gebrek aan eetlust, gezwollen klieren en stijve gewrichten.
Teken kunnen zich ook vasthechten bij de mens!
Om ziekte overdracht te vermijden, moeten teken zo snel mogelijk verwijderd worden, liefst binnen de 24 uur.
Dagelijks uw dier controleren is dus de boodschap!
Een teek verwijderen doet men best door hem met een speciaal tekenpincet (deze zijn te verkrijgen in de praktijk) of haakje zo dicht mogelijk tegen de huid van het dier te fixeren en dan met een draaiende beweging de monddelen los te wrikken, zodat deze volledig kunnen verwijderd worden. Bij het onjuist verwijderen van een teek kunnen ziekten overgebracht worden en kan de zuigsnuit afbreken en in de huid achterblijven.
Er bestaan ook insecticiden in spray-, druppel- of halsbandvorm, die vastzittende teken doden, of voorkomen dat teken zich vastzuigen. Teken die reeds vast zitten in de huid vallen niet noodzakelijk uit, maar worden wel gedood vooraleer deze een besmetting kunnen overdragen.
Indien uw dier regelmatig vertoeft in dichtbeboste gebieden is een preventieve behandeling zeker aan te raden.